Snelgroeiende boom die tot circa 18 m hoog en 12 m breed kan worden en een breed vaasvormige, halfopen kroon heeft. De stam is meestal laag vertakt met meerdere stevige hoofdtakken die schuin omhoog groeien. Naarmate de boom ouder wordt krijgt hij een bredere kroon. De grijze stam is eerst nog glad met roze tot bruinoranje lenticellen. Later schilfert hij in platte platen af waardoor de oranjebruine onderschors zichtbaar wordt. Het eivormige tot langwerpige blad is zachtgroen en verkleurt in de herfst bronskleurig rood en oranjegeel. De top is lang toegespitst, de bladrand heeft enkelvoudige en puntig toelopende tanden. Ongevoelig voor iepenziekte.